Antwerpen in miniatuur

Foto: Jasper Léonard

Door de lens van Jasper Léonard

Op 1 maart komt zijn eerste fotoboek ‘Antwerp Resized’ uit. Een nieuwe blik op onze habitat door Stadsfotograaf Jasper Léonard (30) die verrast door bekende zichten om te toveren in miniatuurversies. Om te begrijpen wat hij juist doet, ging CittA met Jasper de hoogte in.

Hugo opent de deur. En daar gaan we. Trap voor trap omhoog. Zonder aanloop, zonder waarschuwing. In een spiraal, met langs weerskanten zandkleurige, kille muren en onder onze voeten niets anders dan stijgende trappen. “Het zijn er 612 in totaal,” lacht Hugo, beheerder van de toren van Onze kathedraal. Hij doet dit twee keer per week. Zonder verpinken want hij is het na zes jaar wel gewoon, dat stijgen en dalen. De toren en dan vooral het uitzicht op de Schelde en de Antwerpse daken prikkelen hem op dagen dat het wat minder gaat.

Kapotte knieën

Voor mij gaat Jasper Léonard, de reden van ons bezoek. Hij beklom de toren ondertussen al zo’n zes keer. Maar het meest misleidende, vindt hij, is de afdaling. Dat lijkt gemakkelijker maar beneden aangekomen trillen je benen van de inspanning. Zo ging hij in één week vier keer de Sint-Romboutstoren van Mechelen op en af. Op het einde van die week waren zijn knieën kapot. Het is een fysieke uitdaging, fotograaf zijn. Nu loopt hij naar de kine voor zijn schouder. Gemiddeld draagt hij zo’n vijftien kilo aan lenzen en body’s in zijn rugzak. Maar hij probeert het gewicht, dat telkens mee naar boven moet, te beperken.

Tilt-shift

“Ik zie dat de zon erdoor komt dus ik ga een paar foto’s maken,” houdt Jasper ons halt op zijn mooiste terras van ‘t stad, tien meter van de eindmeet. We zouden nog hoger kunnen klimmen maar op 100m hoogte is de balustrade wat lager en met deze hevige rukwinden zou dat onverstandig zijn, beschermt Hugo ons. “Wat zijn de wolken mooi!” glundert Jasper verrukt. Hij haalt zijn nieuwe speelgoed boven, een Sony met full-frame sensor van 35mm. “Het is de eerste keer dat ik er een tilt-shift lens op zet.” Hij legt meteen de beneden liggende huizen, pleinen en straten tegen een met zon doorzeefd wolkendek vast. Hij toont wat de lens met het vastgelegde beeld doet. Je kan de lens schuin draaien ten opzichte van de sensor waardoor maar enkele delen van de foto scherp zijn en de rest daarrond wazig. Dit Scheimpflug-principe is geen uitvinding van Léonard maar bestaat al sinds het begin van de fotografie. “Onze ogen vertalen dit effect naar onze hersenen alsof wat scherp is, miniatuur lijkt. Daardoor lijken mijn foto’s van Antwerpen op meters hoogte op maquettes van de stad.” Maar het boek dat in maart verschijnt is geen bundeling van miniaturen of maquettes, het zijn stuk voor stuk beelden uit het Antwerpse dagelijkse leven. De beelden werden getrokken met vier verschillende lenzen en zelfs enkelen werden analoog gemaakt.

Diaprojectorlens op rubber

Het miniatuur maken van de realiteit is een manier van werken die Jasper ontdekte tijdens zijn eindwerk als grafisch vormgever aan Sint-Lucas. Hij experimenteerde met lenzen om de weergave van de werkelijkheid te beïnvloeden. “Het fascineerde me dat je standpunt bepaalt hoe je de werkelijkheid weergeeft. Ik onderzocht op welke manieren je die weergave kon wijzigen. Dus verbouwde ik een achttal lenzen en camera opzetstukken.” Hij plaatste een spiegel in een oude zonnekap, werkte met een pollepel en knutselde zijn eerste tilt-shift lens door een diaprojectorlens op rubber te monteren en als voorzetlens te gebruiken. “Ik had toen nog geen geld om een echte tilt-shift lens te kopen, daar moet je toch 1500 euro voor rekenen.”

Wachten

Het waait stevig op de toren van de kathedraal. Jasper krijgt er tranen van in zijn ogen. “Van ontroering,” lacht hij. “Dit seizoen is eigenlijk niet ideaal om dit soort foto’s te maken. Het licht is grauwer, de bomen zijn kaal en de zon staat lager waardoor je meer schaduwen krijgt. Dat is niet goed voor het maquette-effect. Je zal nooit een maquette zien met kale bomen of met veel schaduw. Een maquette is altijd gemaakt in perfecte omstandigheden. Ze zijn goed uitgelicht en hebben bijvoorbeeld mooie, groene bomen. Die omstandigheden probeer ik in de realiteit op te zoeken, wat helemaal niet evident is.”

Hij trekt een foto, en dan nog één, en nog één. “Dit is de eerste miniatuurfoto van vandaag die bruikbaar is,” zegt hij tevreden als hij op zijn schermpje kijkt. Het is een man die op een dak aan de Grote Markt een plastiek bevestigt. Door de lens van Jasper lijkt hij op een klein poppetje in een vernuftig gedetailleerde maquette.

Een groot deel van dit project is wachten tot er iets gebeurt.

Mensen die elkaar de hand schudden of kinderen die speelse poses aannemen. Er zijn zoveel factoren die een goed beeld bepalen. Je hebt goed licht nodig, een goede beeldhoek, een interessante actie en mooie kleuren. Je hebt geen idee hoe zelden al die factoren op één moment samenvallen. Ik heb duizenden foto’s getrokken, er zijn er slechts 144 overgebleven voor het boek. Het is een selectie van een selectie van een selectie.”

Netwerk van torenwachters

Jasper deed er dan ook vijf jaar over om het boek samen te stellen. Vanuit zijn eindwerk en als stadsfotograaf  (vergelijkbaar met wat de stadsdichter doet voor Antwerpen maar dan met foto’s, nvdr) verzamelde hij heel wat beelden. Maar om het Antwerpse landschap volledig in beeld te brengen, beklom hij het afgelopen jaar verschillende daken, hoogtewerkers, werfkranen en zelfs helikopters. “Het is niet gemakkelijk om overal op het juiste moment te geraken. Zo zou ik heel graag meer nachtfoto’s op hoogte maken maar gebouwen van de stad bijvoorbeeld zijn op dat moment moeilijk te betreden. Je hebt een netwerk nodig van mensen die je toelaten op daken en torens. Je hebt geen idee op hoeveel plaatsen ik probeerde te geraken maar waar het me nog niet is gelukt. Maar ik blijf proberen. Bovendien is het een grote verantwoordelijkheid voor de persoon die je toelating geeft. Op een dak klimmen blijft een gevaarlijke onderneming. Niet iedereen is er gerust in dat je bijvoorbeeld niet van het dak zal springen. Zo stond ik eens op het dak van theaterhuis Het Paleis. Beneden zag ik een politiecombi naderen. De agenten werden opgebeld door een bezorgde buurtbewoner. Blijkbaar was er de week voordien iemand naar beneden gesprongen.”

Dat netwerk bouwde hij de voorbije jaren stukje bij beetje uit. “Nu heb ik wel een aantal adresjes waar ik kan aanbellen, zoals in de groene torens aan het Eilandje. Ik stak daar ooit briefjes in de bussen om mij voor te stellen en te vragen of ik vanuit de mensen hun appartement foto’s mocht trekken. Daar heeft toen welgeteld één fantastische familie op gereageerd. De foto van de openstaande Londonbrug waar het vlaggenbootje onder door wil varen, is vanop hun balkon getrokken. Ik zag die houten boten daar liggen en heb dat gezin prompt opgebeld. Een beetje later trok ik de foto die nu in het boek staat. Het is soms een kwestie van minuten.”

Leven riskeren

Ook op Linkeroever kent hij mensen in één van de buildings. Als er geen torens of daken in de buurt zijn, huurt hij een hoogtewerker of beklimt hij een werfkraan. Echt hoogtevrees heeft hij niet, maar wel een normale, gezonde angst voor hoogtes. Tot nu toe is hij nog maar één keer echt bang geweest. Toen hij voor zijn eindwerk een zendmast beklom zonder toestemming. “Dat was via één lange ladder die tientallen meters recht omhoog ging, zonder onderbrekingen om even op adem te komen. Ergens halverwege ben ik gaan liggen op een platform en heb, mijn arm rond de mast geklemd, met trillende handen mijn lens op mijn camera geklikt en mijn foto gemaakt. Toen heb ik besloten dat ik nooit nog mijn leven zou riskeren voor de ideale foto. Dus nu doe ik officiële aanvragen en gebruik ik klimgordels als het nodig is.”

 

Naast het miniatuureffect van Léonard’s foto’s die Antwerpen ongezien belichten, verrassen verschillende locaties door de hoek van waaruit ze in beeld werden gebracht. Zo moet je bij de foto van het Astridplein tweemaal kijken voor je het herkent. Ook de Brusselstraat, meer bekend als de ‘konijnenwei’, lijkt een merkwaardige, onontgonnen groene oase in de stad. Tanguy Ottomer voegde hier en daar kleine speelse weetjes toe die de beelden van het boek doorbreken. Ze leren ons o.a. dat de kathedraal een tuin heeft. Wie haar toren al eens beklom, zag het kerkelijke pelouzeke ongetwijfeld beneden liggen lonken. “Ik vind het verfrissend om met een bepaalde techniek mensen even in verwarring te kunnen brengen met mijn foto’s. De twijfel die daaruit ontstaat brengt verwondering met zich mee. En die verwondering drijft mij het meest.”

Verschenen op 1 januari 2016 in CittA.