Bakfiets business

foto: Frederik Beyens

Volgens De Copenhagenize Index staat Antwerpen sinds 2013 op nummer vijf als meest fietsvriendelijke stad ter wereld. “Op welke fietspaden hebben zij zich gebaseerd?” lacht Soepmie die de bakfiets als middel om producten aan huis te leveren opnieuw leven inblies in Antwerpen. CittA sprak met drie ondernemers die hun knieën in alle weersomstandigheden kapot rijden op hun triporteurs maar die zweren bij het persoonlijke contact dat de fysieke uitdaging hen wekelijks biedt.

Geen politieker

“Toen ik drie jaar geleden startte, vond je niemand in België die biosoep rondbracht met de bakfiets aan bedrijven en particulieren,” vertelt Soepmieke Dumortier, “zelfs niet in Nederland. Enkel in Australië had ik er nog één gevonden. Je had toen enkel grootkeukens en slagers waarbij je soep kon bestellen. Nu krijg ik voortdurend mails van mensen die hetzelfde willen doen als ik.” Dumortier wilde naast een uniek concept vooral een ecologisch bedrijf op de markt zetten. En dat doet ze sinds een jaar samen met mede-zaakvoerster Elisabeth Huybers. “Omdat wij als verantwoorde ondernemers achter die visie staan. Als wij aan onze ecologische voetafdruk denken, zetten we misschien anderen ook aan om bewust na te denken over voeding.” Wat niet wil zeggen dat ze naast groentjes snijden, recepten bedenken, aan huis leveren, de boekhouding opvolgen, de website up to date houden en klanten bedienen in hun eethuis ook nog op de barricades staan. Dumortier: “Ik ben ooit gevraagd om op te komen voor een partij. Maar ik ben geen politieker. Ik ben gewoon een ondernemer en wil dat zo ecologisch mogelijk doen.”

En daarom brengen Dumortier en Huybers wekelijks acht verschillende vegetarische soepen, salades, pasta’s en quiches rond met de bakfiets, gieten ze de soep over in je eigenste pot en kan je de lege slabeker met een gerust hart op de composthoop gooien. “We proberen ook zoveel mogelijk lokale ingrediënten te gebruiken in al onze gerechten. Maar met bioproducten is dat in België niet altijd haalbaar. Om voldoende variatie aan te bieden, kopen distributeurs elders aan bij boeren in Nederland, Frankrijk, Duitsland of Spanje.”

Haar tijmse prei, Oosterse broccoli, Finse erwten en aardpeer met gekarameliseerde ui-combinaties haalt Dumortier uit kookboeken, artikels op het net of uit tijdschriften. Ze verzint zelf iets of een klant tipt haar een goede combinatie. “Maar ik denk niet dat een klant al een groente heeft aangebracht die ik nog niet kende.”

Daarop komt een man Soepmie’s eethuisje in Antwerpen-noord binnen en zet zich aan de grijs gestreepte tafel en stoel bij het raam. Tafels en stoelen die ons collectief keukengeheugen ‘van bij ons moeder’ aanspreken. “Een koffie verkeerd?” vult Mieke zijn bestelling in. Ondertussen kent Mieke de meeste klanten al drie jaar en daardoor ook hun familie en maagvullende wensen. “Het persoonlijk contact is heel fijn. Ik heb zelfs van enkele mensen hun sleutel gekregen om bestellingen aan huis te leveren. Zo hoeven ze niet thuis te blijven tot ik er ben want ik weet niet altijd precies om hoe laat ik voor de deur sta.”

Ontstoken knieën

En zo duwt Mieke Dumortier elke dag haar bomvolle soep- en slaatjesfiets over de soms ontbrekende fietspaden van Antwerpen, tot ontstoken knieën toe. Sinds kort ondersteunt de bakfiets haar elektrisch om haar niet van haar dagelijkse sport af te houden. “Het vertrek blijft even zwaar maar zodra ik vertrokken ben, gaat het sneller. Zo blijf ik in beweging. Ik zou het vreselijk vinden om met een camionette te leveren in de stad. Met al die eenrichtingsstraten en het gebrek aan parkeerplaats.”

Ze trapt van dokterspraktijk naar architectenbureau en sinds kort ook langs advocatenkantoren. “De fietsroutes binnen de ring zijn de laatste tijd erg verbeterd. Zoals naast de spoorlijn of het vernieuwde pad aan de Singel. Maar de Turnhoutsebaan, Lange Leemstraat en Provinciestraat blijven verschrikkelijk. Voor mij valt het nog mee want ik heb een driewieler maar die tramsporen zijn voor veel fietsers gevaarlijk. Bovendien zijn er nog veel kasseien in Antwerpen. Als ik niet heel traag rijd aan het Eilandje, schommelt mijn bakfiets daar kapot.”

Zulk een trip met de bakfiets is nooit zonder avontuur. Zo karde Mieke zich haar eerste drie maanden vast in de sneeuw, rijdt ze geregeld een lekke band of trekt haar remkabel over en hoopt ze de andere ook niet in vol enthousiasme stuk te remmen. “Ik heb al drie keer een accident gehad. Eén keer met een auto en twee keer met een andere fietser. De laatste keer viel mijn bakfiets om met al die soep erin. Mijn fiets stuk, alle soepen op de grond en al die klanten die ik nog moest doen! Ik werd gek. Maar ik ben blij dat ik kan rondfietsen en niet stilsta zoals mijn ouders op de markt. Dat kan steenkoud zijn.”

Ik fiets naar huis met mijn verse, geroosterde pastinaaksoep. In een plastieken pot “want er bestaat geen ecologische verpakking op de markt waarmee je warme gerechten kan afsluiten”, zocht Mieke uit. Mijn ecologisch papieren zakje houdt het net uit tot aan de Kerkstraat en daar, in de bocht waar 46 fietsers een boete kregen van 165 euro omdat ze rechts afsloegen door het rood, knapt het ecologische armpje en kletst mijn soep op de grond. Potje gescheurd en warme pastinaakresten kruipen naar de rioolrooster. Een vriendelijke man snelt me ter hulp met een plastieken alternatief. Ik rep me naar huis om de schade te beperken. Volgende keer geef ik mijn sleutel aan Mieke en Elisabeth en laat ik lekker leveren aan huis.

Food Veloke

Een grijze pet, een stoffen broek in dezelfde kleur, een rood geruit hemd, samen gehouden door bretellen en omarmd door een gilet. Dat is sinds een jaar de werkoutfit van Eric Jacobs op zaterdag en zondag. Wekelijks rijdt hij een uur en veertig minuten van Melsele naar het Theaterplein in Antwerpen met zijn volgeladen triporteur om broodjes speenvarken te bereiden op de markt. “Als de voetgangerstunnel gesloten is, doe ik er nog veertig minuten langer over.”

Het liefst van al zou Jacobs dit voltijds kunnen doen maar momenteel werkt hij zeven op zeven om zijn Food Veloke uit de grond te stampen. “Ik ben zo blij dat de puzzelstukjes in mekaar vielen en ik hiermee gestart ben. Ik verhuisde en deze bakfiets stond als bloembak in mijn voortuin. Volgens een kenner zou het een straatvegersfiets uit 1938 zijn. Hij was volledig verroest en onbruikbaar. Mijn zoon knapte hem samen met zijn leerlingen uit het bijzonder onderwijs op in het kader van hun eindwerk lassen en metaal. Ze hebben dat geweldig gedaan.” Het broodje speenvarken dat Jacobs vol overgave aanbiedt, ontstond in eetcafé Smoutpot in Zwijndrecht waar hij de voorbije drie jaar de niet-alledaagse kok was. “Ik serveerde geen frieten, maakte mijn pasta en brood zelf en probeerde aparte dingen uit zoals kip in klei of een hooikip. Je drenkt het hooi in bier en daarmee vul je de kip op. Die smaak trekt er dan helemaal in. Heerlijk.”

Meer zichzelf

Dertig jaar geleden sprak Jacobs al van zijn plekje op de markt. “Ik heb dit altijd willen doen. Maar ik had nooit gedacht dat ik zo open kon zijn tegen mensen die ik niet ken. Vroeger was ik stiller en meer ingetogen. Ik heb al van alles gedaan in mijn leven van beroepsmilitair tot magazijnier maar hier op de markt ben ik meer mezelf.”

Het is 8.15u. De vaste marktkramers installeren hun kraam op de exotische markt. Ze hebben tijd. Auto’s en vrachtwagens laden en lossen. Mensen gaan heen en weer. Eric Jacobs behoort tot de dertig marktkramers die een losse plaats bedingen vandaag. “De markt is een goede plek om kleinschalig te starten. Je moet geen pand huren en een losse plaats betaal je per dag. Op een vaste plaats moet je soms tot zeven jaar wachten. Bovendien heb je dan soms pech om voorgoed op een slechte plek terecht te komen.” De marktleiders ontvangen de deelnamebriefjes die keurig dubbel geplooid worden en in een stoffen zakje worden gestopt. Eén voor één worden nummers getrokken. Het laagste nummer mag eerst kiezen uit de beschikbare, openstaande meters. Fanny van Alouette Coffee is de gelukkige. Eric krijgt nummer 28. Vervolgens doet de groep de ronde door de markt en kiest iedereen zijn plekje uit. Eric en Fanny gooien het op een akkoord en delen de zes meter in de derde gang onder de luifel. En dan opent Eric zijn bakfiets. Tien zakken met elk elf broodjes haalt hij eruit, sla, gedroogde uien, servetten, hammetjes, spatels, een tent, de bakplaat, een brandblusser, zelfgemaakte mosterdsaus en een telraam. “Mijn kassa”. De bakfiets lijkt onuitputtelijk. “En bij mooi weer neem ik nog een eiken wijnvaatje mee met rosé waarvan de mensen zelf hun glas mogen tappen. Dat ding alleen weegt al 40 kg,” lacht Eric. Een fysieke beproeving kan je de overtocht naar rechteroever wel noemen. “Het is wel zwaar. Maar ik heb dat blijkbaar nodig. Ik ben eens twee keer met de auto gekomen en dat was niet hetzelfde. Aanvankelijk verklaarden mensen mij hier gek maar nu krijg ik er respect voor in de plaats. De trip is de moeite waard. Eerst rijd ik door de Beverse polders om dan geleidelijk aan de stad in te rijden. Ik geniet enorm van de kleine dingen onderweg. Je kan het gerust therapeutisch noemen.”

Druipende tekst

Hoewel Fanny en Eric onder de luifel op de markt staan, worden de stenen nat van de koude regen. De gele koffie tekst druipt van het achterraam van Fanny’s Renaultbusje. De grote massa bezoekers blijft uit omwille van slechte weersvoorspellingen. “Regen is niet zo erg. Wind daarentegen. Ik heb al moeten trappen bergaf aan de viaduct op linkeroever. Dat is echt afzien.”

Een ronde vrouw met uitgesneden zwarte decolleté en witte, blote benen passeert. “Die heeft het ook niet koud”, grinnikt Fanny vanuit haar met warme koffie gevulde busje. “Dat is zo fantastisch aan de markt,” geniet Eric, “je ziet hier alle soorten mensen. Van stadsgek tot een Jood die elk weekend om een veggie burger komt vragen. Die ik daarop trouwens speciaal bedacht heb.” Hij toont drie varianten van zelfgemaakte veggie burgers op basis van mango, knolselder, courgette en pastinaak, telkens in het midden uitgehold om op te vullen met cheddar of geitenkaas. “Ze doen je in de verste verte niet aan een hamburger denken. Dat vind ik wel belangrijk als je veggie maakt.”

De hammetjes van het speenvarken krullen in de beboterde bakplaat. Negen naast elkaar. De geur van spek versmelt met die van Fanny’s Hondurese biokoffie. Een duo liefhebbers biedt zich aan. “Als ’t van haar afhangt, eten wij in elk kraam!” smalltalkt de man. “Ik zeg altijd, dat is niet eten maar smullen!” repliceert Eric. “Alles erop?” De zelfgemaakte mosterdsaus komt stilletjes piepen wanneer de man zijn tanden in het knapperige broodje zet. De gele druppel helt over en pletst op het koude, natte plein.

Bambi’s Mom and The Cooking Factory

Ik sta voor het appartement van de ‘Mama van Bambi en de Kookfabriek’. Zo noemt Evy Princen zichzelf die haar hondje Odette op een hertje vindt lijken. Bovendien bakt en kookt ze sinds twee jaar en een half alles wat je maar wil. Een net geschilderde, fluo gele bakfiets op twee wielen met drie loodzware, bruine bakken vooraan verschijnt voorzichtig tussen twee winkelgevels op de Turnhoutsebaan. Aan het stuur fijne handen die het logge ding in evenwicht proberen houden. Princen heeft twee bestellingen vandaag, één taart en twee cupcakes. “Mensen kunnen mij twee dagen per week een smsje sturen en dan breng ik hen een stukje taart of een cupcake. Dat ik per stuk verkoop, verlaagt de drempel om te bestellen. Ik ben die dagen tot 20u beschikbaar maar ik weet nooit lang op voorhand hoeveel bestellingen er zijn.”

We steken de woelige straat over naar het fietspad aan de rechterkant. “Pas op!” roept Evy waarop ik mijn beide remmen bruusk toeknijp, net voordat een bus van De Lijn ons de pas afsnijdt.

“Hoewel ik zelf geen zoetebek ben, zou ik het ook leuk vinden dat ik een dessertje kan bestellen vanuit mijn luie zetel,” gaat Princen verder. “En met Valentijn leverde ik ook bij mensen op het werk. Zo schattig dat iemand dat voor zijn lief doet.”

Wasabi

Na haar studies journalistiek en leerkracht onderwijs besloot Princen haar bak- en kooktalenten te verfijnen in koksschool PIVA. Na verschillende ervaringen in restaurants bedwong ze haar onderscheidingsdrang met de start van een eigen zaak. Eerst in bijberoep en sinds januari 2014 fulltime. “Super spannend. Er komt wel heel wat papierwerk bij kijken. Die administratieve kant van ondernemen vind ik het moeilijkste. Ik bak en kook op mijn appartement en de kost van mijn ingrediënten is laag maar op dit ogenblik kan ik geen gigantische opdrachten aan. Ik doe alles zelf, van de aankoop van mijn producten tot het leveren bij de klant.”

Princen wil zich onderscheiden door op alles ‘ja’ te zeggen. “Ik wil alles doen wat mensen vragen. Op gastronomisch gebied dan toch. Wil je een taart met wasabi dan maak ik dat. Ik ben een ja-zegger om nadien met mijn handen in mijn haar te bedenken hoe ik dat ga oplossen. Maar dat is tot nu toe altijd gelukt. Zulke gekke uitdagingen vind ik leuk.”

We stoppen in de Beekstraat waar Evy een cheesecake met vanille afgeeft aan de buur van Yentl. “Vaak zit ik in de auto om inkopen te doen of te leveren aan koffiehuizen. Deze fietstochtjes zijn mijn fitness abonnement. Terwijl ik bak, zit ik van ’s morgens tot ’s avonds binnen. Door zelf mijn taarten te brengen, krijg ik al meteen een reactie op mijn creaties. Dat persoonlijk contact wil ik niet meer missen.”

Optimist

We fietsen naar het volgende adres. Het is te zeggen. Ik fiets en Evy Princen deint op en neer op haar armen om haar benen kracht bij te zetten om haar bakfiets, geladen met amper twee cupcakes voor te bewegen. “Dit is echt loodzwaar. Die fiets gaat echt niet vooruit. Als ik thuiskom, val ik in slaap,” grinnikt ze puffend. Het zit niet mee. Regen drupt naar beneden en tot overmaat van ramp rijden we hopeloos verkeerd. “Ik doe dit echt voor mijn plezier,” grapt Princen onafleidbaar optimistisch. “Je weet ook nooit waar je terechtkomt. Zo zei een jongen me onlangs ‘niet schrikken van de winkel’ toen hij telefonisch vier stukken taart bestelde. Ik dacht ‘ik ben wel wat gewoon’. Bleek dat een ‘Toys for Boys’ winkel te zijn voor mensen met een lederfetisj. De eigenaar is een heel leuke en graatmagere Nederlandse kerel. Hij gaf mij de opdracht hem de komende maanden vet te mesten. Ik was toch een beetje van mijn melk toen ik voor die winkel stond met mijn stukjes taart.”

Of het niet wat veel energie vraagt tegenover de opbrengst van het kleine aantal bestellingen die dag. “Het is maar tien procent van wat ik doe. Bovendien kost het rondrijden mij niets, enkel tijd.”

Meest belovende starter

Princen’s schijnbaar eindeloze bron van energie werd in maart 2014 beloond met de nominatie door UNIZO als ‘Meest belovende starter van 2013’. “Die erkenning is wel fijn. Ik moest wel opboksen tegen een bedrijf dat al acht jaar bezig is en ondertussen 100 werknemers tewerkstelt. Maar ik verwachtte niet te winnen want het waren stuk voor stuk sterke concurrenten.”

Na wat heen en weer gefiets om en rond ‘den Bell’ vinden we eindelijk de De Moystraat. Een Latijn studerende jongen opent de hoge herenhuisdeur met vijf euro in zijn handen. Princen haalt beide smeuïg uitziende Oreo cupcakes uit de eierdoos. Ze maakt de jongen en zijn broer die door hun mama verrast werden tweemaal blij. “Latijn,” bedenkt Evy luidop, “dat heb ik ook nog gedaan, maar dat was niets voor mij. Twee jaar later ben ik toneelschool gaan doen.”

Ondertussen startte Princen haar eigen bakprogramma voor kinderen van één tot twaalf jaar op VTMKZOOM. Aan dromen geen tekort. “Er is nog zoveel dat ik zou willen doen. Gaan diepzeeduiken of op safari tussen wilde dieren rijden. Een hoge berg beklimmen of kinderen maken. Of het allerlekkerste ter wereld eten. Of een eigen restaurant starten maar dan iets dat nog niet bestaat. Het moet iets uniek zijn. Ik vertel nog niet wat maar ik heb wel al een idee.”

Verschenen op 26 maart 2014 in CittA.