Bart Cannaerts – Persoonlijk Antwerpen

Foto: Frederik Beyens

Hij is niet meer van het scherm weg te denken. In het voorjaar zag je Bart Cannaerts als presentator van De Pappenheimers, nu is hij één van de vaste vijf juryleden bij De Slimste Mens ter Wereld. Hij is comedian, tv-figuur en programmamaker maar bovenal een vrolijke jongen die het leven liefheeft. Daarnaast is hij ook vastberaden ‘Antwerpenaar’, al tien jaar, maar heeft nog maar pas het gevoel dat hij de stad ‘snapt’. Een liefde die doorheen de jaren is gegroeid.

De Dageraadplaats ligt er stil bij. Geen kindjes op de speeltuigen, geen lachende en druk pratende cafégangers en geen voetbal die net tussen je fietswielen dreigt te rollen als je het plein oversteekt. Het is 9u30 en het plein slaapt. “Zo weinig volk,” kijkt Bart Cannaerts verbaasd om zich heen. “Normaal kom ik hier niet op dit uur. Als ik mijn lief wil zien na een optreden ’s avonds kan ik ze meestal in café ZeeZicht vinden. Ik vind dit een gezellig plein. Zurenborg is een dorp in Antwerpen. Toen ik in 2006 in de Winkelhaakstraat woonde, was deze buurt een goede overgang van het kleine Sint-Katelijne-Waver naar het metropolische karakter van de stad. Zowel in de zomer is het hier fijn als er veel volk op de terrasjes zit als in de winter achter aangedampte ruiten.” Toen Bart in diezelfde periode nog wiskunde en biologie gaf in het Leonardo Lyceum Groenhout kwam hij met collega’s regelmatig  iets drinken in café Moeskop. “Eén van mijn collega’s werkte hier. Toen ik nadien Woordkunst deed op het conservatorium bood ik mezelf aan als barman. Als mijn collega hier niet had gewerkt, had ik nooit het lef gehad om dat te doen. Daar moet je assertief genoeg voor zijn. Achter de toog staan, is niet voor verlegen mensen. Eigenlijk is het een mini soort van entertainment. De barman is de centrale figuur van het café. Ik vond dat heel plezierig. Eigenlijk zit je gezellig op café, kaarsjes branden, de mensen rond de toog ken je op de duur én je hebt wat om handen. Soms zou ik dat nog wel eens een avondje per week willen doen maar mijn rug protesteert bij het fysieke werk.”

Onze fotograaf vraagt Bart op de tafel voor het café te poseren. “Op de tafel? Moeten we dat niet eerst vragen? Maar nee, zeg. Ik weeg 100kg. En als die tafel dan breekt? Neen, dat vind ik te spannend.” Er wordt een andere foto getrokken. “Het is hier nog altijd een beetje mijn café hé. Ik zou ook niet graag hebben dat ze op mijn tafels gingen staan.”

Karamellen versjes

Hoewel hij zijn eerste mopjes tapte achter de toog van café Moeskop kreeg hij de goesting van het stand-uppen pas echt te pakken tijdens een optreden van Wim Helsen in de Bourla. “Ik hing 1,5u aan zijn lippen. Toen bedacht ik dat dat wel heel leuk moest zijn om zelf te doen.” Bart groeide op met LP’s van Toon Hermans die in de huiskamer gespeeld werden. De sappige Nederlandse cabaretier met pretoogjes is volgens Bart Cannaerts nog steeds ‘de grootste aller tijden.’ “Hij kon over heel alledaagse dingen geweldig grappig vertellen. Zoals die scène waarin hij naar een banket gaat met de high society. In een paar gebaren schetst hij piekfijn de sfeer en uitstraling van dat banket. Hoe je je moet gedragen en wat je vooral niet mag doen. Waarop hij vervolgens die dingen doet, die niet gepast zijn. Het publiek gaat uit zijn dak. Vervolgens wordt het helemaal absurd met een gehaktbal en een scheidsrechter erbij. Geweldig! Sommige mensen vinden zijn humor verouderd, maar dat is niet zo. Ik zal hem altijd blijven verdedigen. Hij was een echte vakman. Hij kon laten uitschijnen alsof wat hij vertelde geïmproviseerd leek, maar het was allemaal tot in de puntjes georkestreerd. Ik probeer dat soms ook in mijn show. Tot grote ergernis van mijn vriendin. Die vindt het vreselijk dat ik zo goed kan faken. Wat ik ook bewonder aan Toon Hermans zijn zijn karamellen versjes. Die lieve, zoete rijmpjes waarin hij toont dat hij het leven liefheeft. Ik vind dat keigoed. Dat zou ik zelf ook wel willen kunnen maar ik durf niet. Zo eindigde ik in mijn vorige show met een gevoelig nummer. Maar op het laatste moment zijn daar toch weer een aantal moppen in geslopen. Ik ben niet zo’n goede muzikant en tekstueel vond ik mezelf ook al niet zo bijster dus dacht ik: ik zal er dan maar wat moppen bijstoppen.”

We fietsen naar de Winkelhaakstraat. Het is een onopvallende parallelstraat van de Dambruggestraat en vooral bekend van het Designcenter De Winkelhaak. Maar Bart Cannaerts heeft vooral herinneringen aan deze buurt van zijn eerste jaren in Antwerpen. “Ik had zes jaar in Leuven gestudeerd. Samen met mijn beste vriend wilden we nadien in Antwerpen, Brussel en Gent wonen. We huurden samen dit huis en twee weken later belde het Leonardo Lyceum mij op. Alles viel samen zonder dat ik een duidelijk plan had. Brussel en Gent zijn er uiteindelijk nooit van gekomen.”

Confrontatie met de stad

Het huis ziet er nog hetzelfde uit als toen. De logo’s van LW Design hangen nog tegen de bovenste ramen, de brievenbus hangt nog links op de gevel van het buurhuis. Enkel de voordeur is vernieuwd. “Ik weet nog toen ik hier de eerste avond sliep, alleen. Mijn vrienden waren nog niet toegekomen. Het huis was koud en ik sliep op een matras op de grond. Ik hoorde iets aan de voordeur. Toen ik stilletjes naar beneden kwam getrippeld en de deur voorzichtig opendeed, zag ik daar een man liggen die heroïne klaarmaakte om in zijn arm te spuiten. Niet wetend wat te doen, sloot ik de deur prompt en kroop in mijn bed. Dat was mijn eerste confrontatie met de stad. Nadien heb ik nooit meer iets gelijkaardigs meegemaakt. Meisjes zeiden wel eens dat ze werden nageroepen in deze straat maar ik heb me hier nooit onveilig gevoeld. Mijn huisbaas dacht dat het hier enorm zou opwaarderen maar dat is dan ook weer niet gebeurd.”

Goed voornemen

Van de Winkelhaakstraat gaan we richting centraal station. Ons afvragend of we binnen of buiten een foto zullen maken, zegt Bart: “Maakt niet uit. Ik vind dit het een onwaarschijnlijk mooi gebouw, aan weerskanten. Ik heb mezelf voorgenomen om telkens ik hier ben, verbaasd te zijn over de pracht van dit station. Als ik op reis ga, vind ik dat ik in elke kerk en museum moet binnen gaan. Maar in eigen stad neem je de tijd niet om de schoonheid van de dingen te bewonderen. Ga je naar Amsterdam verbaas je je over de mooie gevels. Maar wij hebben die hier ook. Alleen kijk je er niet meer naar als je er elke dag voorbijloopt.” We wandelen door de kronkelende reizigers heen naar de treinen. “Ik heb dit nieuwe gedeelte helemaal zien evolueren. Soms stond ik hier een uur te kijken naar hoe die 1000 man daar beneden werkte. Dan vroeg ik me af hoe ze dat zouden organiseren. Zou er één persoon zijn die van alles op de hoogte is? En hoe maak je zoiets zonder fouten? Sinds 2009 heb ik pas mijn rijbewijs. Tot dan deed ik alle verplaatsingen naar optredens met de trein. Ik kwam toen minder te laat dan nu met de auto. Dat mensen last hebben van vertragingen vind ik trouwens overroepen. De gemiddelde vertraging duurt 4 minuten. Ik deed dat zo graag, met de trein reizen. Je zit op je gemak. Je kan een beetje werken. Ik dacht toen ik mijn auto had dat ik de trein zou blijven nemen, maar ik doe dat niet.”

Sprookje van de olifant

De volgende plek in Antwerpen die Bart koestert, is het Sint-Jansplein. Het is er markt en ondanks het miezerige weer een gezellige drukte. Maria van Linkeroever herkent Bart van de Pappenheimers en wil graag mee op de foto. Hij woonde hier een tijdje dichtbij, in een hoekpand waar beneden stoephoertjes onder het raam drentelden. “Volgens sommige gidsen heb ik op vier van de vijf gevaarlijkste plaatsen in Antwerpen gewoond. Maar buiten een gestolen fiets heb ik nooit iets meegemaakt.” Bart woonde een half jaar in dat pand en moest er toen plots uit omdat het verkocht werd en dringend gerenoveerd werd. “Dat is nu zes jaar geleden. Er is nog steeds niets aan gebeurd.” Maar het Sint-Jansplein bleef om een andere reden in Bart’s geheugen genesteld. “Hier heb ik De Olifant en De Kleine Reuzin (van Royal de Luxe, nvdr) gezien. Dat heeft toen een enorme indruk op mij gemaakt. Wij waren met zoveel mensen en kinderen tezamen verbaasd over die reusachtige olifant. Dat samenhorigheidsgevoel heeft me toen werkelijk ontroerd. Ik huil niet gemakkelijk maar toen had ik tranen in mijn ogen. Ontroerd zijn door kunst, dat kan dus. Dat was een sprookje en iedereen geloofde erin. Het begon te regenen en mensen dropen af. Maar ik ben de olifant blijven volgen, helemaal alleen, zonder vrienden of familie erbij, tot hier op het Sint-Jansplein.” Die samenhorigheid daar is hij gevoelig voor. “Ik ben wel katholiek opgevoed maar helemaal niet gelovig. Maar laat ons alstublieft samen kerstliedjes zingen. Wie weet komt er binnenkort wel een vervanging van de zondagse mis. Waarbij we samen teksten voorlezen en mooie muziek maken. Waarom niet?” In diezelfde periode toen Bart Cannaerts in deze buurt woonde, hoorde hij heel luide klassieke muziek spelen. Hij kwam naar het plein om te horen ‘wie zijn cd zo luid had gezet.’ “Dat was Klassiek in de Stad. Een heel symfonisch orkest en een massa volk die daar naar stond te luisteren. Dat vind ik zo leuk aan Antwerpen. Dat er zomaar onverwachte dingen gebeuren om je heen.”

Kak op je kop

Sinds enkele maanden denkt Bart mee concepten uit voor leuke tv programma’s voor het Antwerpse productiehuis Panenka (van oa Tom Lenaerts, nvdr). “Ik was bezig met mijn Panini boek tijdens het WK en dacht toen aan de Tsjechische voetbalspeler die een arrogante stijl had om zijn penalty te scoren. Hij wachtte tot de doelman neerlag en schoot dan de bal naar binnen. Niet dat we arrogant willen zijn. Ik vond die naam goed klinken en eigenlijk was het een werktitel die toevallig in de pers sukkelde. Als we hem zo geprint zagen staan, vonden we hem nog steeds goed dus hebben we hem maar gehouden.” Het werk achter de schermen bevalt Cannaerts en vanaf 2015 zal hij dan ook even pauzeren met comedyoptredens. “Ik mis momenteel mijn sociaal leven. Soms vraag ik me af hoe dat ook alweer ging, op zaterdagavond afspreken met vrienden. De vorige jaren zag ik ze enkel in de zomer omdat het theaterseizoen dan stilligt. Bovendien wil ik het spelen niet beu worden. Ik doe het nog steeds graag, comedy. Ook al speel ik een show voor de 100ste keer, het is elke keer een ander publiek. Het is een kick om 800 mensen in de grote zaal van de Arenberg te doen lachen. Als je het verknoeit, krijg je alle kak op jouw kop, maar als je ’t goed doet, is ook alle lof voor jou. Mensen die zeggen dat ze niet van comedy houden, begrijp ik niet. Zij hebben misschien één optreden gezien dat hen niet beviel. Alsof je naar Metallica gaat en nadien vaststelt dat je niet van muziek houdt.”

En dat brengt ons meteen naar onze laatste locatie: de Arenbergschouwburg. “Hier heb ik veel aan te danken. Dankzij Jef Staes (programmator van de Arenberg, nvdr) heb ik voor het eerst een avondvullende show gemaakt in 2009. Hij heeft me over de drempel geholpen om materiaal te maken dat langer duurde dan een paar minuten. Ik herinner me nog mijn deelname aan Culture Comedy Award in café The Joker een paar jaar voordien. Ik moest zeven minuten spelen. Ik oefende dit voor een vriend van mij. Hij had zeven minuten lang geen kick gegeven en toen ik stopte, zei hij koeltjes: ‘dat waren ongeveer zeven minuten, dat zit goed.’ Gelukkig lachte het publiek wél met mijn eerste zeven minuten. Anders was ik er nooit mee doorgegaan.”

Steven Cassauwelaerts

Hij speelde drie keer de voorstelling ‘Haat en liefde in de tragedies van Sophocles’. Die titel leende hij van de thesis van zijn vader die Latijn-Grieks studeerde tijdens zijn jaren priesterschap. Net voor hij gewijd werd, viel zijn oog tijdens een bedevaart in Lourdes op Cannaert’s moeder. Zij was zich van geen kwaad bewust. Hij kon haar niet uit zijn hoofd zetten en zocht haar op in het hospitaal waar ze werkte. Ze maakten zes kinderen en eentje daarvan is Bart. Ook wel vaak verschenen op affiches als Bert en zelfs één keer aangekondigd als Steven Cassauwelaerts. ‘Haat en liefde in de tragedies van Sophocles’ werd een voorstelling met een eigen band waarmee hij af en toe in een keldertje repeteerde. Het zou later een voorstudie blijken van wat ‘Ik tel tot tien’ zou worden, zijn eerste show. De zaal was drie keer uitverkocht. “Boven mijn verwachtingen,” vertelt Bart die onbewust lage verwachtingen koestert. “’Verwachting is de grootste hindernis om nu te leven. In het vooruitlopen naar morgen verliest de verwachting het heden.’ Dat zei Seneca. Ik gebruikte deze uitspraak ook in mijn voorstelling. Vaak wat ik in een show zeg, zijn dingen waar ik me mee bezig hou.”

Bart vindt de grote zaal van de Arenberg veruit ‘de beste van de wereld’. “Mijn avondvullende shows hier zijn altijd een feest. Er zit zoveel volk, dicht bij elkaar in een gezellige zaal. De mensen komen echt voor jou want ze werken hier niet met abonnementen. Als je opkomt, voel je echt dat de mensen er klaar voor zijn. En als ze dan lachen, komt die lach recht in je gezicht gevlogen. Heerlijk. Alles klopt hier. Ook mijn laatste DVD is hier opgenomen. En mijn ouders hebben hier Toon Hermans nog zien optreden.”

Kiezen is niet verliezen

Aan wedstrijden in Vlaanderen neemt hij niet meer deel omdat hij dan ‘enkel nog iets te verliezen heeft’. En Nederland veroveren is niet zijn ambitie. “Je moet keuzes maken in het leven, maar kiezen is niet verliezen. Dat vind ik een lullige uitspraak. Dat benadrukt de negatieve kant van de mogelijkheid die je hebt om keuzes te hebben. Arme mensen zullen lachen met onze keuzestress. Het is werkelijk een voorrecht om te kunnen kiezen. Ik ben geen prediker als comedian maar als er iets is dat ik wil overbrengen met mijn shows dan is het wel mensen doen goesting krijgen in het leven.”

De nieuwe DVD van Bart Cannaerts ‘Wanneer gaan we nog eens bowlen?’ ligt in de winkel vanaf december.

Verschenen op 10 november 2015.