Erik Vlaminck

 

Naam: Erik Vlaminck

Leeftijd: 59 jaar, 10 maanden, 3 weken

Geboorteplaats: Kapellen

Beroep: Roman- en theaterauteur

Levensmotto: Belangrijke dingen zijn zelden dringend en dringende dingen zijn zelden belangrijk

Wat ik niet wil missen: De luxe om geen gsm te moeten hebben

Ik ben wie ik ben, dankzij

1.  De psychiatrie

Toen ik 21 jaar was, werd ik medewerker in psychiatrisch centrum Sint-Amedeus in Mortsel. Niet omdat dat mijn droom was, ik wilde altijd schrijver worden, maar omdat ik dacht dat ik in de psychiatrie wel van alles te zien zou krijgen waarover ik kon schrijven. Maar ze zaten daar niet te wachten op een gek zoals ik die stof voor verhalen zocht. Het werk was een schok voor mij. Ik werd geconfronteerd met mensen die zoveel beperkingen en moeilijkheden ondervonden maar die tegelijkertijd een enorme levenskracht toonden om te overleven. Die indruk is mijn werk altijd blijven beïnvloeden. Daarom ben ik ook zo blij voor Tutti Fratelli te mogen schrijven. Ik kom daar thuis want alles wat ik tot nu toe gedaan heb in mijn leven valt er samen. Een van de acteurs van Tutti Fratelli ken ik van in Mortsel. Hij begroette me onlangs al lachend met de woorden ‘Die verdient al heel zijn leven de kost aan mij!’

2. De daklozen

Ik ben tien jaar in Mortsel gebleven, daarna heb ik ook nog bijna tien jaar in de thuislozenzorg gewerkt.  Daar zijn de ‘Brieven van Dikke Freddy’ ontstaan. Er was een café op het Sint-Jansplein waar de uitbaatster ’s nachts daklozen, in ruil voor één pint, hun kop op tafel liet leggen. Eigenlijk was ze een schitterende sociaal assistente. Er waren daar een aantal daklozen die, omdat er geen postzegel op moet, brieven schreven aan de koning. Toen mij om een column gevraagd werd liet ik, geïnspireerd op dat idee, een fictieve dakloze brieven aan allerhande prominenten schrijven. Op die manier kon ik met de nodige cynische humor sociale problemen signaleren. Het is daarbij fijn te merken dat die ‘Brieven van Dikke Freddy’ invloed hebben op beleidsmensen. Zo heeft bijvoorbeeld de aanklacht van Dikke Freddy tegen de stigmatiserende verminderingskaart voor ‘Beperkte Inkomens Genieters’ (BIG) geholpen bij de invoering van de A-kaart.

3. De onteigening van de polderdorpen

Kapellen veranderde op vijftig jaar tijd van een dorp naar een voorstad van Antwerpen, o.a. als gevolg van de uitbreiding van de haven. Toen ik zeven was, overheerste dat klimaat van onteigening van polderdorpen in onze buurt zoals Wilmarsdonk, Lillo en Oosterweel. Ik was bang dat het ons ook kon gebeuren. Een brief in je bus en vervolgens ben je je huis kwijt. Dat wordt boven je hoofd beslist en je kan er niets aan doen. Vandaag zijn er gelijkaardige situaties met het BAMtracé. Het stoort mij daarbij dat politici het enkel over de kostprijs, ook die van de gezondheid van de mensen, hebben. Pijn, leed en ander ongemak zijn daarbij blijkbaar van geen tel. Eind 2015 komt mijn nieuwe roman ‘De Zwarte Brug’ uit die daarover vertelt. De titel verwijst naar de brug die Lillo Fort (wat men nu Lillo noemt) verbond met Lillo dorp.

4. De kermis

Elke laatste week van juli stond in Kapellen de kermis voor onze deur. Ik werd bevriend met Guido, de zoon van de eigenaar van de kindermolen. Toen Laika vorig jaar de theaterversie van mijn roman ‘Suikerspin’ speelde, was ik echt ontroerd toen ik constateerde dat de attributen van ‘mijn’ kindermolen op de scène stonden. Regisseur Jo Roets had mijn vriend Guido gecontacteerd en dus stond daar de Dagobert Duck waar ik als kleuter zelf nog op gezeten had. De kermissfeer, het altijd onderweg zijn en de grote liefde van de kermismensen voor hun ‘stiel’ waait doorheen al mijn boeken. Vorig jaar op de Sinksenfoor viel het me nog op dat je daar iedereen ontmoet: oud, jong, Vlaams, Marokkaans, Turks, arm, rijk… Iedereen komt naar de kermis, het is misschien wel het enige cultuurproduct waar dat voor geldt.

5. Mijn verslaving aan boeken

Ik lees ongeveer honderd boeken per jaar, twee per week. Misschien heb ik daar tijd voor omdat ik thuis geen kabel heb en in mijn schrijvershuisje in Westmeerbeek zelfs geen TV. Bij mijn topauteurs horen zeker Sebastian Barry, Willem Elsschot, Louis Paul Boon…  Maar bij het lezen van Gabriel García Márquez krijg ik nog steeds het grootste wauw gevoel. In zijn ‘Kroniek van een aangekondigde dood’ lees je op de eerste bladzijde wat er gaat gebeuren en toch blijf je de volgende honderd pagina’s in spanning voortlezen. Meesterlijk.

Verschenen op 19 mei 2014 in CittA.