Antwerps kruis wordt 50 in Oostenrijk

Steinplattlers 1963

Witte kniekousen, een korte leren broek, groene en rode gilets met een uitgestrekte adelaar erop geborduurd, gedragen boven een wit hemd. Als je de foto bekijkt die in ’63 getrokken werd van de jongens van de ‘Steinplattlers’ zou je geloven dat het een Oostenrijkse schoenen- en billenkletsende groep is. Maar ze kwamen uit Antwerpen en vieren dit jaar de vijftigste verjaardag van het kruis dat ze bovenop de top van de Steinplatte plantten, de berg die over het Tiroolse dorpje Waidring uitkijkt.

Veel meer dan een jeugdherinnering

Het verhaal van de Schuhplattlers (letterlijk: schoenenkletsers) zou kunnen beginnen als in een sprookje. Van in de tijd dat er nog geen skiliften waren, dat je nog zes dagen per week naar school ging en dat het vijfde middelbaar nog ‘het elfde’ heette. In dat ‘elfde’ jaar wandelden een zeventiental Antwerpse tieners met een balk in hun hand, stap voor stap, een steile berg omhoog om er een kruis te planten. Een wetterkreuz (weerkruis) dat het dorp behoedt voor blikseminslagen of bosbranden. Een ritueel dat werd ingefluisterd door hun leraar Nederlands en Duits, Meneer Cuppens, die niets liever deed dan zijn studenten te gidsen in de wereld van muziek en dans. Nu, 50 jaar later, zitten vier zestigers aan tafel van diezelfde groep, ergens tussen de velden in Oelegem op het terras van een Oostenrijkse chalet, gehuld in rode geraniums.  In deze Oostenrijkse look-a-like zullen ze op 11 augustus herinneringen ophalen van weleer. Het is dan exact 50 jaar geleden dat ze Jezus Christusgewijs de berg opwandelden. Met Hemelvaart ging een deel van de groep zelfs met eigen ogen kijken of het beruchte kruis er nog staat. Marijke Cuppens en dochter van, vertelt wat deze trip voor haar betekende: “In een hippietijd waarin ik misschien andere dingen wilde doen, moest ik van mijn vader rondlopen in een dirndl (traditionele Oostenrijkse jurk) en jodelen. Maar nu, met deze reünie, zie ik alle mannen van toen terug. Mannen waar ik ook wel op verliefd was als puber. En die ontmoetingen doen me heel veel deugd.” Ook Guido De Beuckeleer is opgetogen: “Ik wilde heel graag de boerenmis die in 1920 werd opgetekend in Beieren, de Bauernmesse, nog eens zingen in de kerk van Waidring zoals toen. Het is een verzameling van verschillende liederen uit naburige bergdorpen en heel stemmig van klank.” Voor Johan Palmers betekende de periode in de dansgroep veel meer dan een herinnering uit zijn jeugd: “Wat ik daar leerde, beïnvloedde de rest van mijn beroepsleven. Op het podium staan, presenteren en samenwerken, dat heeft die groep in mij naar boven gebracht.” Leo Gevaert geniet op zijn beurt van alle anekdotes die weer verteld worden tijdens de voorbereidingen. “Er zitten met de jaren wel wat gaten in mijn geheugen.” Iets wat later in het gesprek nog een paar keer terugkomt, vooral bij de reconstructie van die tocht vijftig jaar geleden. Maar verder hoef ik niet veel vragen te stellen over hun dansende gloriejaren. Het gesprek rolt als vanzelf uit de vier enthousiaste monden.

Reuzenstoet

Foto: Patrick De Roo
Foto: Patrick De Roo, vlnr Leo Gevaert, Guido De Beuckeleer, Marijke Cuppens, Johan Palmers

Guido: “De eerste keer traden wij op in Borgerhout met de Reuzenstoet.” “Ik stond toen nog in het publiek, stik jaloers, die dansen zagen er zo spectaculair uit, dat wilde ik ook doen,” valt Johan in. Leo glundert: “Mensen dachten dat wij van Oostenrijk waren.” Johan en Leo leggen uit: “Oostenrijk was in die tijd heel aantrekkelijk voor veel Vlaamse doorsnee gezinnen.” Leo: “Je ging in de zomervakantie ofwel naar Frankrijk ofwel naar Oostenrijk.” Johan: “Die Tiroolse sfeer sprak aan. De taal leek op het Nederlands en je had er bergen die je hier niet vond.” Leo: “En alle huizen waren versierd met bloemen.” Johan: “Het was niet ver met de bus of de auto én je kon er goedkoop logeren. Als mensen ons zagen dansen, voelden ze zich terug op vakantie.” Maar wat sprak de mensen zo aan in dat billenkletsen? Marijke: “Dat soort dans zag je hier niet. Schuhplattlern is heel ritmisch, snel en leuk.” “Bovendien vertellen de dansen een heel verhaal. Ze beelden beroepen uit zoals houthakkers of mijnwerkers,” licht Guido toe. “En ons moeder maakte dan kaiserschmarrn (een soort Oostenrijkse pannenkoek) die jullie uitdeelden aan de mooiste meisjes uit het publiek,” herinnert Marijke zich. “We maakten die lepel dan roetzwart en veegden ermee op hun gezicht,” grinnikt Leo.

Als scoutsjongens in het hooi

In die sfeer kwam klasgenoot Julio op het idee om het Belgierkreuz (Belgische kruis) met de groep 1869m omhoog te dragen om vervolgens te planten. Hij ontwierp de rechthoekige vorm. Zijn grootvader timmerde het in elkaar. Ze logeerden in een schuur van de familie Grünbacher, als scoutsjongens in het hooi. De jongens kochten ter plaatse een boomstam en de kruistocht kon beginnen. Hoe dat nu precies in elkaar zat, en of ze helemaal vanaf beneden aan de berg met zeventien man de balk naar boven droegen, kunnen we niet meer achterhalen. Leo: “Er zijn enkel foto’s van wanneer we naar beneden komen”. Maar dat ze er geraakt zijn, is een feit. En dat de hele onderneming bij alle deelnemers een diepe indruk heeft nagelaten, is zonder twijfel. Het kruis heeft de weersomstandigheden doorheen de jaren jammer genoeg niet overleefd. Maar in ’80 vervingen de lokale Tirolers het kruis van hun Belgische vrienden. Het kruis dat nu nog steeds op het hoogste puntje van die berg daar staat. De berg die ondertussen gevuld is met moderne skiliften, in het ondertussen niet meer zo verre Oostenrijk, maar waar je nog steeds kaiserschmarrn kan eten.

Geschreven op 21 mei 2015 voor mijn papa.