Wie gelooft er nog in reuzen?

Op 20 september gaan de Reuzen van Borgerhout voor de 302de keer naar buiten. Want dat doen ze, reuzen, ze gaan niet op wandel of op stap, ze komen buiten. En wel met een zestigtal reuzenvrienden en vriendinnen, nonkels, tantes en kinderen. Want reuzen hebben net zoals wij vrienden en kunnen net zoals wij kinderen krijgen. Citta sprak met de menselijke benen van de oudste reuzen van de stad, de Reuskens van Borgerhout en ging vervolgens op babybezoek bij Doek.

De Reuskens van Borgerhout, Reus, Reuzin, Dolfijn en Kinnebaba, worden al enkele decennia gedragen van vader op zoon. Paul Thijs (52), zoon van August Thijs en kleinzoon van Petrus Thijs staat al 24 jaar op de wagen. Eerst als Schenker, de persoon die de dansende reuzen eten en drinken geeft tijdens de stoet, dan als drager van Kinnebaba en de Reuzin en sinds twee jaar als dansmeester, de persoon die aangeeft welk dansje de reuzen moeten starten (1, 2 of 3) en wanneer de koperblazers hun middeleeuwse klanken mogen aanzetten. Paul: “Ik moest toch wel slikken toen ik van onder de pop uit moest. Dansen deed ik het liefst. Maar de traditie schrijft voor, dat als de dansmeester wegvalt, de persoon die het langste danst, hem vervangt.” Zo zijn er nog een aantal wetten waar de dragers zich met volle overtuiging aan houden. Wetten die nergens geschreven staan, maar die mondeling worden overgedragen: reuzen dragen is mannenwerk, de muziekinstrumenten moeten koperblazers zijn en ‘eens je eraan begint, maak je het af.’ De Reuskens van Borgerhout dragen is een levensopdracht, dat doe je niet zomaar eventjes voor een paar jaar. Paul: “Ik draag die poppen in mijn hart en doe er alles voor. Ik heb 17 jaar mijn kans afgewacht om onder de pop te mogen en ik blijf op de wagen tot ik niet meer kan.”

Je bent een Dom

Ook Nicolas Dom (17), zoon van voormalig dansmeester Rudi Dom hoopt tot zijn 67 op de wagen te kunnen staan. Hij schat zijn leeftijd voorzichtig denkend aan zijn vader die twee jaar geleden stierf aan kanker. Ze hebben één jaar samen op de wagen gestaan. Nu kijkt hij uit naar zijn eerste keer onder de Reuzin: “Ik sta al vijf jaar op de wagen maar nu mag ik voor het eerst onder de pop waarmee ook mijn vader en grootvader dansten. Van kleins af aan hoor ik ‘je bent een Dom’ en wist ik wat mij te doen stond. Gelukkig heb ik geen broers en mocht ik al op mijn 13e Schenker worden.”

François Thijs (49), broer van Paul is Schenker van dienst maar ook hij moet de dansjes zorgvuldig mee instuderen voor het geval er iemand onverwachts wegvalt. De kans dat hij altijd Schenker zal blijven, is groot. François: “Ik heb er als kind altijd naar verlangd maar omdat ik vaak in het buitenland was, miste ik telkens mijn kans. En zo kwam mijn zoon Wesley zelfs voor mij op de wagen onder reus Dolfijn. Nu kan ik die 15 kilo van de pop niet meer dragen met mijn rug.”

Ons moe en ons va

De twee families die de vier Reuskens destijds leven inbliezen, leven naar de stoet toe. Én de familie Vangool, waarvan Peter de Reus draagt en Patrick Kinnebaba. “Want hun vader is getrouwd met mijn zus dus dat is ook familie van Thijs,” licht Paul de banden tussen de dragers toe. “We zoeken altijd mensen in de familie om erbij te komen. Als we echt niemand vinden, vragen we al eens iemand van buitenaf of iemand die er al eens heeft opgestaan. Maar we hebben met z’n vieren beslist. Komt er iemand onbekend op, dan gaan we er met z’n vieren af. Die poppen betekenen te veel voor onze families.”

Zo noemen ze de Reuzin ‘ons moe’ en de Reus ‘onze va’. En de beschadiging van ‘onze va’ zijn gezicht ‘was moord’. Maar het verhaal achter de Reuskens zelf, kennen ze niet. Paul: “Of Kinnebaba nu hun echte kind is of geadopteerd werd en waar die Dolfijn nu eigenlijk vandaan komt, dat weet ik in feite niet.”

Niet in onderbroek

Uit de publicatie van het Museum aan de Stroom (MAS) die naar aanleiding van het Reuzenjaar in 2012 werd gemaakt, blijkt dat in 1712 twee grote reuzen in Borgerhout werden gebouwd met hun kind Kinnebaba en een reuzentrein met vier dwergreusjes. De grote reuzen verdwenen alsook één dwergreus. Daarom zien we vandaag slechts vier Reuskens in plaats van zeven. Opmerkelijk aan die 18e eeuwse ‘ommegang’ (een processie zonder Het Heilig Sacrament, de heilige hostie) was dat voornamelijk de beenhouwers en herbergiers van Borgerhout de optocht financierden. Iets wat tot dan toe de Kerk aanbelangde. Die profilering van de middenstand herinneren Paul en François zich zelfs nog uit de tijd van hun groot- en overgrootvaders. François: “Bij ons thuis was het vroeger altijd feest in de periode van de Reuskensstoet. Mijn grootvader sprak van een halve kilo spek en hopen koffiekoeken die ze van de winkeliers kregen, ’s maandags als ze rondgingen na de feesten.” Paul: “Nu moet je daar een leurkaart voor hebben. Er is wel wat veranderd door de jaren heen. Mensen zeggen dat ik moet meegaan met mijn tijd. Maar nu moeten we zelfs een papier tekenen dat we niet in onze onderbroek over straat zullen lopen. Terwijl het uniform onder de pop bestaat uit een witte kalson. Als we de pop uitdoen, staan we dus zogezegd in onze onderbroek.”

Geen folklore

De eerste reus van Antwerpen is Goliath uit 1470 die nadien werd omgedoopt tot Druoon Antigoon (de reus wiens hand werd afgehakt door Brabo) verwijzend naar het stadsverhaal dat Antwerpen haar naam gaf. Vanaf de jaren ’70 zijn het vooral verenigingen die hun identiteit willen tonen met een reus. Maar wat drijft mensen om op straat te gaan en reuzen te gaan bekijken? Het is een vraag die erfgoedcoördinator van stad Antwerpen, Sofie De Ruysser zich ook stelt: ”Je kan het geen folklore noemen want het zou het sociale gebeuren rond de reus degraderen. De interactie tussen de mensen en de reuzen is fascinerend. Iedereen is heel trots op zijn eigen reus net zoals een moeder die trots is op haar eigen kind. Reuzen blijven tot de verbeelding spreken. Door hun levensloop zijn ze ook heel menselijk. Ze worden geboren en ingeschreven in het bevolkingsregister. Ze krijgen een meter en peter en af en toe wordt er zelfs doopsuiker uitgedeeld. Ze kunnen trouwen en kinderen krijgen. Met de ouderdom veranderen ze van uiterlijk en sommigen reuzen sterven zelfs als de vereniging niet genoeg vrijwilligers vindt om de traditie voort te zetten. Vandaag maken verenigingen reuzen om te tonen wie ze zijn en wat ze doen.”

Erfgoed van de toekomst

De Reuskensstoet van Borgerhout is de oudste optocht van Antwerpen, geëvolueerd van een ommegang van de middenstand naar een stoet van verenigingen. Sinds 2011 organiseert De Reuzen vzw, een initiatief van districtsburgemeester Marij Preneel, het vrolijke en kleurrijke gebeuren. Medewerker Patricia Van de Velde legt uit: “Wij willen de sociale identiteit van verenigingen én van Borgerhout zelf versterken. Hierin zijn we een trendsetter binnen Belgische reuzennetwerken door oude en nieuwe reuzen te combineren. Elke reus wordt ingeschreven als erfgoed en hoeft er niet meer traditioneel uit te zien zoals een Wannes van Klein Antwerpen of een Tuur de Slijkschepper uit Berchem. Een draak zoals jeugdwerkorganisatie Kras heeft gemaakt of droombomen van de vrije basisschool IQRA kunnen perfect. Op die manier koesteren we het bestaande erfgoed en stimuleren we de creatie van erfgoed van de toekomst.”

Wereldreuzen

En die toekomst vinden we bij kostuumatelier Doek vzw, een sociaal artistiek tewerkstellingsproject waar leefloners worden klaargestoomd voor de Belgische confectie en naai-industrie. Vandaag krijgt latina Frida haar baby op haar buik gebonden. Lies Van Assche, kostuumontwerpster en begeleider geeft instructies: “Meet die banden even. En nu aan de voorkant. Die handen moeten we nog eens goed vastmaken hé.” Mohammed Arbab Yafar, Gulia Azratova en Mahdi Ayobi volgen de aanwijzingen met lintmeters en speldjes in de hand. Mahdi: “Dit is helemaal anders werken dan ik gewend ben. In Afghanistan maakte ik traditionele kleden in mijn vaders atelier.” Ook voor Gulia is het aanpassen. “Ik had vijftien jaar mijn eigen atelier in Kazachstan waar we vrouwenkledij maakten. Maar dit figuurlijke, theatrale naaien ligt me ook wel.” Lies: “Hier werken we met een hogere graad van afwerking maar de basiskennis is er en daarop bouwen we voort.”

De kersverse organisatie stapte, samen met alle andere partners die huizen onder het dak van Brede School het Keerpunt, vorig jaar mee in de Reuzenstoet met hun vier wereldreuzen, Saffa uit het Midden-Oosten, Ching Ling uit Tibet, Mombasa uit Afrika en Frida uit Latijns-Amerika. “Ze verwijzen naar de verschillende nationaliteiten die hier huizen en waar alle partners mee samenwerken.” De lichamen zijn gemaakt uit bamboe, de hoofden uit stof. De mouwen van Frida (verwijzend naar Mexicaanse kunstschilder Frida Kahlo) zijn oude gordijnen en de stof werd met de hand beschilderd. Lies: “We vergrootten de latino motieven op de stof uit zodat iedereen die wou, kon mee schilderen. Op die manier konden ook vrijwilligers meewerken die niet kunnen naaien.” Voor Doek vzw is hun deelname een kans om ook mensen buiten de culturele sector van hun bestaan te laten weten. Lies: “Bovendien wordt cultuur in vele landen in de openbare ruimte beleefd en daar sluit deze Reuzenstoet volledig op aan.”

Reuze tulbanden

Vorig jaar zaten de vier reuzen in een klaslokaal op een wagen. Dit jaar geven ze Saffa een boek, Ching Ling zal borduren, Mombasa gaat muziek spelen. “En aangezien Frida nog plek over had op haar buik, leek een baby een logisch gevolg.” Dat een reuzenbaby ook een peter en meter verlangt, daar hadden ze nog niet aan gedacht. Prompt worden Mahdi en Gulia tot peter en meter gedoopt. “Dat is ok,” knikken beide en ze lachen om hun nieuwe rol.

Voor Mohammed is het de tweede keer dat hij deelneemt met de reuzen. “Vorig jaar vond ik het raar. In Afghanistan hebben we geen reuzen. Maar nu snap ik de bedoeling. Ik heb zelfs voor de reuzen in Mechelen reuze tulbanden geknoopt.”

Verschenen op 28 augustus 2014 in CittA.