Is Antwerpen klaar om samen te wonen?

Foto: Jan Van der Perre

Samenwonen is in opmars. Aan de ene kant beseffen we ondertussen dat we compacter en efficiënter zullen moeten gaan wonen. Aan de andere kant zit de baksteen diep in onze culturele maag geworteld. Toch sijpelen verschillende vormen van gemeenschappelijk wonen stilaan door Vlaamse wegen. Ook Antwerpen komt voorzichtig in beweging.

“Dat we anders moeten gaan wonen, is geen nieuws meer,” vertelt Sabrine Vanslembrouck van Samenhuizen vzw. “Uit demografische studies bleek dat ‘de Belg’ op gemiddeld 119m2 woont, wat veel ruimer is dan onze Franse of Duitse buren. Dertig procent van de Vlaamse huishoudens woont alleen en 60% woont te groot. Willen we nog een beetje groene ruimte overhouden, moeten we het anders en efficiënter aanpakken.” Bovendien blijkt samenwonen te voldoen aan onze basisbehoefte als mens om ons te omringen door een groep mensen met wie je een positieve band hebt. Dus we moeten het niet alleen, we wíllen ook wel gaan samenwonen. “Ondanks de toenemende individualisering ontstaat een tegenbeweging van sharing, lokale economieën, buurtwerking en gemeenschappelijk wonen. We willen meer met elkaar te maken hebben en meer gaan delen. Dat leidt tot verschillende vormen van samenwonen.”

Melrose Place van bij ons

Wij gingen op bezoek in Deurne bij D_Factory, voorheen een rubberfabriek. Het is een gegroepeerd wooncomplex waar elf gezinnen in lofts rond een zwembad lief en leed delen. Een soort fucsia Melrose Place van bij ons. Joeri Bal, projectontwikkelaar, psycholoog en tot voor kort bewoner, kocht de site in 2003 en vernieuwde het geheel tot een zachte versie van cohousing met een tropische look. Joeri Bal: “Ik koos voor een vast kader waarop mensen konden intekenen. Ik hoor vaak van cohousing groepen dat ze er jaren over doen om een geschikte site te vinden om hun droom te realiseren. De ellelange vergaderingen slepen aan en uiteindelijk gebeurt er niets. Dat leidt soms tot conflicten nog voor je samenwoont. In D_Factory hebben de bewoners de vrijheid om te kiezen wanneer ze gezelschap wensen. Het samenwonen is niet tot in de puntjes georganiseerd.”

Bewoner Peter Sels (44) en buurvrouw Katrien Vernaillen (36) verwelkomen ons tussen de bamboehagen in een lokaal tropisch klimaat. “Het lijkt hier ook altijd warmer dan op straat,” lacht Katrien, interieurvormgeefster en trotse bewoonster van de 190m2 loft met zicht op het zwembad. “Mijn vriend Peter Vansteenwinkel woonde hier al. Ondertussen zijn we al enkele keren verhuisd binnen het complex. Toen we hoorden dat Joeri en zijn gezin verhuisden, twijfelden we geen moment en hebben we deze loft gekocht. Ik heb het hier, samen met mijn gezinnetje helemaal naar onze zin gemaakt met veel hout en lichte, Scandinavisch geïnspireerde kleuraccenten. Ik ben altijd met interieur bezig geweest. Binnenkort gaat ook mijn nieuwe blog ‘Interior Blonde’ online.” Ook Peter Sels is eerder toevallig in zijn woonst terechtgekomen: “De prijzen en de oppervlaktes van de wooneenheden zijn vergelijkbaar met andere lofts in Antwerpen. Maar ik was meteen verkocht door de eenvoud en de lichtinval van deze ruimte. Zet deze loft in Spanje of Sicilië en mijn plaatje is compleet!”

Babyfoon bij de buren

Hoewel ze niet bewust kozen voor deze vorm van samenwonen, wil niemand van hen nog ruilen. Peter Sels: “Ik was aangenaam verrast door de warmte waarmee de buren me hier verwelkomden. Je merkte ook aan de kinderen dat ze oprecht geïnteresseerd waren in die nieuwe bewoner. In de zomer treffen we mekaar vaak aan het zwembad en in de winter gaan we om beurten bij elkaar eten. De wandelpaden, de tuin en het binnenplein zorgen voor spontane ontmoetingen. Zo mondde een verjaardag drink in de tuin eens uit in een pingpong tornooi of organiseerden we een filmavond met projectie buiten.” Ook Katrien en Peter zijn niet van plan nog weg te trekken. Katrien: “Sinds we ons dochtertje van vier hebben, merken we de voordelen van in een gemeenschap te wonen. We brengen de kinderen afwisselend naar school en willen we ’s avonds eens weg, zetten we de babyfoon bij de buren. We organiseren ook elk jaar een feestje voor zo’n 75 man. We zetten een springkasteel op het binnenplein en bakken wafels. Dan komen vrienden en kennissen van de buren mee. Soms vragen die zich wel af of je genoeg privacy hebt. Wij hebben hier het beste van twee werelden. Ik kan geen enkel nadeel bedenken aan deze vorm van wonen.”

Zootje geregeld

In D_Factory gelden niet veel vaste regels. Peter Sels noemt het ‘een zootje behoorlijk goed geregeld.’ “Er is een beurtrol voor het onderhoud van het zwembad en we vergaderen als er iets stuk is. Verder hebben we een syndicus en iemand die de boekhouding doet. Je kan het vergelijken met de organisatie van een woonblok met dat verschil dat mijn buren hier mijn vrienden geworden zijn.” Ook voor Katrien voelen de afspraken onderling heel natuurlijk aan. “In de zomer zien we mekaar vaker en ontstaan er soms spontane bbq’s. We zorgen er dan wel voor dat de kinderen ongeveer op hetzelfde uur gaan slapen.

Ik heb hier mensen leren kennen die anders mijn pad niet zouden kruisen.

Zo vraag ik wel eens tips aan andere ouders over opvoeding. Die uitwisseling groeit spontaan en dat is fijn. Maar elke week op een vast tijdstip samen eten dat zou voor niemand hier werken, denk ik.”

Cultuurschok

“Eigenlijk kan je D_Factory co-wonen noemen,” verduidelijkt Sabrine Vanslembrouck, “wat nog iets anders is dan cohousing. Bij cohousing kan het samenleven intenser zijn en delen de bewoners bijvoorbeeld een leefruimte zoals een gemeenschappelijke eetzaal, keuken of wasplaats.”

In België sijpelt het gemeenschappelijk wonen stilaan door. In 2010 telde Samenhuizen vzw 147 woongemeenschappen in ons land.  Maar de culturele schok is nog steeds voelbaar. Sabrine: “We worden als Belg opgevoed met het idee een individuele woonst te verwerven als reserve voor ons pensioen. In Denemarken en Duitsland daarentegen werden doorheen de geschiedenis verschillende vormen van coöperatieven ondersteund vanuit de overheid. Gemeenschappelijk wonen is daar één van. Zo vind je in Denemarken annonces in de krant om nieuwe bewoners te vinden voor vrijgekomen wooneenheden in cohousing projecten. Zo ingeburgerd is het idee daar.”

Koudwatervrees

Ook in Antwerpen groeit het aantal alternatieve woonvormen, hetzij met mondjesmaat en voor een beperkt aantal gezinnen. De stad heeft via AG Vespa zeven projecten in de steigers staan waarvan twee in ontwerpfase zitten, namelijk Runcvoorthof in Merksem en De Notenstraat in Deurne. Eind dit jaar verwacht AG Vespa de oplevering van 15 wooneenheden in de Florastraat – Terlostraat in Borgerhout. Maar van echte die hard cohousing zijn er enkel de oude bekenden zoals De Haringrokerij, De Drie Torekens in Deurne en Het Merelhof in Hoboken. Goed voor elf gezinnen. Zijn we er in Antwerpen dan nog niet klaar voor of hebben we het moeilijk om onze privéruimtes te delen? Sabrine Van Slembrouck wijt dit enerzijds aan hoe het lokale beleid ermee omgaat. Anderzijds is er volgens haar een verandering van onze woonmentaliteit nodig. Sabrine: “Exacte cijfers van woongemeenschappen in Antwerpen hebben we niet. Maar we stellen vast dat steden zoals Gent, Leuven, Kortrijk en Sint-Niklaas verder staan in hun ondersteunend beleid omtrent gemeenschappelijk wonen dan Antwerpen. In Gent bijvoorbeeld zijn er meerdere projecten opgestart die van de stad ruimte kregen om te experimenteren.” Daar is Rob Van de Velde, schepen van Ruimtelijke Ordening het niet helemaal mee eens: “Wij willen het samenwonen in de stad stimuleren op een verstandige manier. AG Vespa speelt hierin een voortrekkersrol. Wij willen panden aanbieden en deze maatschappelijke evolutie monitoren. Die opgebouwde kennis kunnen we gebruiken om de markt te informeren over wat werkt en wat niet. Investeerders en projectontwikkelaars hebben nog steeds koudwatervrees. We moeten het patroon van ‘elk ons eigen huis met een grote tuin’ doorbreken. Ik ben ervan overtuigd dat Antwerpen er klaar voor is. Er zijn mensen die op eigen initiatief  de tuinmuren slopen. Dat kan ik enkel toejuichen. Ik ben zelfs bereid om mijn eigen voortuin ter beschikking te stellen voor buren die er een moestuin van willen maken.”

De goesting is er, de mogelijkheden zijn er. Wat houdt de Antwerpenaar dan nog tegen?

Peter Sels: “Wat mij opvalt, is dat een groot deel van de bewoners hier psychologie of filosofie hebben gestudeerd. Of ze hebben ervaring in de sociale sector. Misschien staan zij hiervoor meer open?” Katrien Vernaillen: “Het onbekende schrikt af. Maar ik miste contact met mijn buren toen ik in het centrum woonde. Nu wonen we hier ondertussen al vijf jaar en groeien we meer naar elkaar toe. We willen ook graag één ruimte waarin we gezamenlijk kleren kunnen wassen. Nu doet iedereen dat afzonderlijk, waarom?”

Niet teveel en niet te weinig

Peter Sels: “Voor mij gaat samenwonen over de ideale afstand tussen mensen. Wat ideaal is, varieert van persoon tot persoon. Zo ondervond ik onlangs het effect van de bevolkingsdichtheid op de interactie van mensen. In Australië, waar 3 mensen per km2 wonen, zijn de mensen relax en komen ze vriendelijk naar je toe. In Tokyo, waar 6000 mensen per km2 wonen, kan je een propvolle metro opstappen zonder reactie van je omstaanders waar je noodgedwongen tegenaan duwt. Voor mij is de afstand op D_Factory net goed. Niet teveel en niet te weinig.”

Verschenen op 21 september 2015 in CittA.

 

 

 

 

 

 

 

 

Foto’s: Jan Van der Perre